foto's, video's, lesbrief en achtergrondinformatie over de familie Frank uit De Andere Wereld

LESBRIEF BIJ DE ANDERE WERELD!

Speciaal voor scholen is er een lesbrief gemaakt over De Andere Wereld. Deze lesbrief is ook te gebruiken zonder dat de leerlingen het boek hebben gelezen.

Lesbrief De Andere Wereld DEF
PDF – 1,4 MB 605 downloads

Kijk voor de hele documentaire op: https://www.anderetijden.nl/aflevering/315/De-andere-familie-Frank?fbclid=IwAR2Gp3zWEWpQ-nlAiEZE9IKQzqsun2oYLQvxIyrM7yIPXfqlWkv-cPqy9Yg

Israëlische volkslied

Sam Frank was een verwoed amateurfilmer. Eind jaren '30 legde hij uitgebreid zijn omgeving vast.

Hij filmde het dorp in de Betuwe waar hij woonde, zijn vrouw en beide dochtertjes. Onschuldige vrolijke beelden - soms zelfs in kleur -, die door het lot van dit gezin tijdens de oorlog met terugwerkende kracht hartverscheurend worden. 

In het Joods Historisch Museum doken unieke historische familiefilms op. De joodse Sam Frank filmde het dagelijks leven in het Betuwse dorpje Ochten, met in de hoofdrol zijn twee dochtertjes. Het zijn nooit eerder vertoonde, idyllische beelden van een verdwenen gezin. In april 1943 werden ze met de bus opgehaald. Eerst kwam Vught, toen Westerbork en toen Sobibor. Bejaarde Ochtenaren herinneren zich hoe ze de bus nog hebben nagezwaaid.

‘We mogen met de bus!’

‘Ik herinner me nog dat de kinderen naar me toe kwamen hollen, helemaal blij. “Corrie, we mogen met de bus!”’ Corrie Vink (94) was jarenlang werkster bij de familie Frank. In het bejaardenhuis in Ochten ziet ze Betty en Ietje Frank voor het eerst in 65 jaar terug, op de oude films. Het zijn beelden van twee stralende meisjes met brutale ogen, donkere krullen en grote, witte strikken in hun haar. Vink: ‘Ze hadden zelf een auto – de eerste van het hele dorp – dus ze zaten nooit in de bus. En nou mochten ze...’ Zeven en elf jaar waren ze, toen ze werden afgevoerd.

De zondag op zaterdag

De oudere inwoners van Ochten weten het allemaal nog. Voor de oorlog was Ochten niet veel meer dan een paar straten met wat boerderijen er omheen, dus iedereen kende elkaar. Bovendien kon je de winkel van Frank ook niet over het hoofd zien. Hans van den Hatert (85) vertelt trots: ‘Het was de grootste winkel van de hele streek’. Sam Frank verkocht manufacturen, zoals dat toen heette: kleren, hoeden, petten, kleden, klosjes garen, zelfs meubels… ‘Je kon het niet prakkezeren of ze hadden het.’ Van den Hatert kwam er vaak, ook omdat zijn zuster huishoudster was bij de familie Frank. Zelfs toen het niet meer mocht van de Duitsers.

Het waren de enige joden in het hele dorp. Op zaterdag was de winkel dicht, vanwege de Sabbat. Of, zoals de Ochtenaren zeggen: ‘Ze hadden zaterdags de zondag’. Maar verder speelde het feit dat ze joods waren nauwelijks een rol. Van den Hatert: ‘De familie was erg gezien in de streek. Frank ging naar de synagoge in Tiel, maar verder was hij gewoon helemaal ingeburgerd in Ochten. Een echte Ochtense’. Dat blijkt uit alle verhalen. Sam Frank zat in het bestuur van de Oranjevereniging, hij was secretaris en hoofdsponsor van de Harmonie; hij liep letterlijk en figuurlijk voorop bij de muziek. Tot de oorlog uitbrak.

In het nauw gedreven

In de Tielsche Courant van 22 mei 1940 stond opgewekt: ‘Tegen vriendschappelijken omgang tusschen Duitsche militairen en de burgerbevolking bestaat geen enkel bezwaar’. Dat gold natuurlijk niet voor joden. De anti-joodse maatregelen volgden elkaar razendsnel op. Zo mochten joden geen openbare functies bekleden, of lid zijn van een vereniging. Dus Sam Frank moest weg uit de Harmonie en de Oranjevereniging. Joden mochten geen niet-joods personeel meer hebben, dus huishoudster Jo van den Hatert kwam alleen nog maar ’s avonds, stiekem. Joden mochten geen auto meer hebben, dus het pronkstuk uit de garage verdween. Net als de radio, de telefoon en de fiets. En dan was er natuurlijk de jodenster, vanaf mei 1942 voor alle joden verplicht, ook voor dat ene gezin in Ochten.

De overbuurkinderen begrepen er niets van. Jo, Greetje, Jannie en Jan Bijl waren van de slager, schuin tegenover de winkel van Frank. Bijna dagelijks speelden ze met Betty en Ietje. Ze hadden geen idee van het gevaar dat hun vriendinnen boven het hoofd hing. En opeens was daar die vreemde, gele ster op hun jasjes. Jan Bijl (69) herinnert zich: ‘Wij snapten er helemaal niks van. Mijn vader zei: “Dat hoort nou als je een jood bent. Dan krijg je zo’n ster en die kun je dan opdoen”.’ Met die uitleg moesten de kinderen het maar doen. Zo ging dat in het dorp. De dingen gingen zoals ze gingen, het werd allemaal ver weg besloten en je kon er verder weinig aan doen.

 

Uitgezwaaid

Toch zou de familie Frank diverse aanbiedingen hebben gehad om onder te duiken. Maar Sam Frank wilde, of durfde het niet. Ook niet in augustus 1942, toen de Duitsers zijn winkel in beslag namen. Langzaam sloot het net zich rond de familie Frank. Op 30 maart kwam het deportatiebevel: ‘Met ingang van 10 april 1943 is aan joden het verblijf in de provincies Friesland, Drenthe, Groningen, Overijssel, Gelderland, Limburg, Noord-Brabant en Zeeland verboden. Joden, die zich op het oogenblik in de genoemde provincies ophouden, moeten zich naar het kamp te Vught begeven.’

Op 9 april reed de bus voor, begeleid door een paar agenten. Jannie Bijl was erbij, net als haar broer, Hans van den Hatert, en nog een heel stel Ochtenaren. Ze zag hoe haar vriendinnetjes naar de bus liepen. Jannie Bijl (72): ‘Ze draaiden zich nog naar ons om, dat beeld zie ik nog zo voor me’. Eén voor één stapten ze in: vader Frank, met een grote koffer; zijn vrouw, Marianne, ook met een koffer; en toen Betty en Ietje, elk met een klein koffertje en een pop onder de arm. Van den Hatert: ‘Ze zwaaiden iedereen gedag, net alsof ze op vakantie gingen’. Die avond zat moeder Bijl huilend aan de keukentafel, maar gepraat werd er niet.

 

De ondergang tegemoet

Zonder enig protest was het gezin Frank vertrokken. Op het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie kun je hun persoonskaarten uit Kamp Vught nog zien. Salomon David Frank en zijn gezin, geregistreerd op 9 april 1943. Bijna triomfantelijk staat erbij: ‘Freiwillig’, vrijwillig gemeld. Jan Bijl vindt het nog steeds onbegrijpelijk dat ze niet op tijd zijn ondergedoken. Hij is ervan overtuigd dat er al een vluchtboot voor ze klaar lag. Slager Bijl zou met de dokter en de agent een reddingsplan hebben opgesteld, waarbij de bus met Duitsers en al in de Waal zou verdwijnen. Jan Bijl was nog maar vier, maar hij is stellig: ‘Het geweer stond klaar in de koelcel’. Alleen die halsstarrige Frank, die wilde maar niet gered worden.

Nu had Frank wel reden om huiverig te zijn voor de onderduik. Familieleden die het er wél op hadden gewaagd waren verraden en vervolgens verdwenen met onbekende bestemming. Zijn vierjarige nichtje Ellie Frank, uit het naburige Lienden, was door de burgemeester persoonlijk aangegeven bij de SD. Tegelijkertijd, zegt Van den Hatert, zagen ze het gevaar niet. ‘Wij waren veel zwaarder op de hand dan zij. Ze hebben het er nog met mijn zuster over gehad, dat ze dachten dat ze naar Polen gingen. “Och, in Polen zal het wel meevallen, daar kan je ook wel brood bakken”. We hebben ze nooit meer teruggezien’.

Na twee maanden in Kamp Vught gingen Marianne Frank en de kinderen op transport naar Westerbork. De volgende dag stond de trein naar Sobibor klaar en daar werden ze direct na aankomst vergast, op 11 juni 1943. Sam Frank zat toen nog in Kamp Vught, waar hij dwangarbeid verrichtte aan de Moerdijk. Lang duurde het uitstel niet. Op 2 juli ging ook hij naar Westerbork, op 6 juli naar Sobibor en op 9 juli was hij vergast.

 

Wat overblijft

Jannie Bijl heeft thuis nog een klein poppenstoeltje staan, dat van de Duitsers niet mee mocht naar Vught. Achterop de zitting staat in potlood: ‘Gekregen van Betty en Ietje Frank’. Haar moeder heeft het erop geschreven, nadat de bus was vertrokken. Het is een van de weinige tastbare herinneringen aan de familie Frank. Niemand weet waar na de oorlog hun bezittingen zijn gebleven. Alleen de films zijn er nog. Sam Frank had ze in veiligheid gebracht bij een vriend uit het dorp: dokter Van Driel. Daar lagen ze jarenlang op zolder. Na het overlijden van Van Driel gaf zijn zoon de films aan de Historische Kring Kesteren (waaronder Ochten valt) en van daar kwamen ze uiteindelijk bij het Joods Historisch Museum in Amsterdam terecht. Daar lagen de filmblikken jarenlang onaangeraakt in de kluis, tot beeldresearcher Gerard Nijssen ze onlangs herontdekte. Erik Willems maakte er een documentaire van, in samenwerking met Andere Tijden. De NPS zendt ‘De Andere familie Frank’ uit op 4 mei, op Nederland 2, van 20.45 tot 21.35 uur. Productie: Interakt, Amsterdam.

 

Beeldmateriaal

In totaal is ruim anderhalf uur aan filmmateriaal bewaard gebleven, waarvan een deel in kleur. Het Joods Historisch Museum in Amsterdam bewaart het grootste deel van de collectie Frank. Daarnaast is er nog een film van de Harmonie in Ochten, die wordt bewaard in het Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Tot slot is particulier verzamelaar Martin Brink uit Ede in het bezit van de film ‘Betty Frank in de hoofdrol’ uit 1936, met daarop onder andere de beelden van Sam en Marianne Frank bij de filmprojector.

Archieven

In en kort na de oorlog zijn veel archieven vernietigd of kwijtgeraakt, zeker in het zwaar getroffen Ochten. Voor zover er nog documenten zijn met betrekking tot de familie Frank, en meer algemeen de deportatie van joden uit de streek, liggen die in het Regionaal Archief Rivierenland in Tiel. De kampregistratiekaarten van de familie Frank uit Kamp Vught worden bewaard op het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie in Amsterdam. Daar zijn ook de transportlijsten van Vught naar Westerbork. Herinneringscentrum Kamp Westerbork beschikt ook over deportatielijsten naar Sobibor.